Opinies: een week lang De Mening in dS Avond

Tussen 12 en 16 juni was ik gastschrijver bij De Standaard. Vijf opinies ingeblikt, dus! Je kan ze hieronder lezen.


Eigen fauna en flora eerst!

De haat jegens invasieve exoten zadelt Isabelle Vanhoutte met een ongemakkelijk gevoel op.

12/06/2023 om 16:56

Ze rukken op langs het treinspoor, de bosjes Japanse duizendknoop. Zelfs in het natuurgebied zie je de verse groene stengeltjes her en der opkomen. Je weet dat ze volgend jaar met meer zullen zijn. Hun wortels banen zich een weg onder de spoorwegberm, met hun groeikracht duwen ze minder sterke, inheemse planten weg.

Invasieve exoten: ze hebben zo veel goesting om te leven, maar ze moeten eraan.

Het is dubbel. In de manier waarop we praten over de uitheemse planten weerklinkt soms het ranzigste politieke discours. Weg met de nijlgans! Uitroeien maar, de Chinese wolhandkrab! Met de grond gelijk maken, die Amerikaanse vogelkers! En verdelgen graag, die Aziatische hoornaar. Xenofobie onder fauna en flora. Vaak uit de mond van de lieflijkste natuurliefhebbers. 

Maar het moet gezegd: zo’n invasieve soort zien oprukken voelt eng. Het is bedreigend. De drang om te beschermen wat mooi en waardevol is, komt van diep. Het gemak waarmee invasieve exoten de inheemse planten en dieren wegduwen, is ontstellend.

Maar als je er langer over nadenkt, is achteloos verdelgen ook niet zo vanzelfsprekend. Een georganiseerde massa-extinctie is misschien nodig, maar het voelt niet zo lekker. Een oude Amerikaanse vogelkers omleggen creëert misschien wel meer zon voor minder sterke soorten, maar het is moeilijk om geen ontzag te hebben voor die majestatische, sierlijke boom die heel wat koolstof uit de lucht opslaat. Japanse duizendknoop woekert dan wel in het rond, de plant biedt ook groene weelde op plekken waar vroeger geen onkruid het daglicht zag. En een nijlgans is ook maar een grappige machogans met een zonnebril en een halskettinkje. 

Het is maar hoe je ernaar kijkt. 

Invasieve exoten, een moeilijk gegeven. Klonk het allemaal maar minder politiek.


Welkom in het Plasticeen

Plastic is een blijvertje, schrijft Isabelle Vanhoutte. En het is overal. Van de meeste plastics hebben we geen benul hoe schadelijk ze zijn.

13/06/2023 om 16:55

Eén aspect van plastic fascineert me ontzettend. Dat is dat het zo nieuw is. Het bestond gewoon niet, tweehonderd jaar geleden. En het werd pas echt een ding na de Tweede Wereldoorlog. Net zoals wij in een tijd leven van voor en mét internet, leefden mijn grootouders in een tijd van voor en mét plastic. Het was nooit een onderwerp waarover ik ze heb uitgevraagd. Het kwam zelfs nooit ter sprake. Misschien omdat het zo vanzelfsprekend lijkt.

Plastic belandde met een exponentiële curve in ons leven. Tot 1856 waren alle materialen gemaakt door de natuur op een of andere manier te bewerken. In 1907 vond een Belgische Amerikaan, Leo Baekeland, bakeliet uit, de eerste kunststof die volledig was opgebouwd uit elementen die niet in de natuur voorkomen. Niet veel later ging de petroleumindustrie op zoek naar een bestemming voor de bijproducten van de verwerking van ruwe olie, zoals ethyleen. Polyethyleen of PE zou een plastic megahit worden. 

In de Tweede Wereldoorlog werd kunststof al veel gebruikt, zoals in parachutes en plexiglas, en de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog betekende het begin van een ware plastic boom. In 1950 werd er al een halve kilo plastic geproduceerd per mens. Ondertussen maken we jaarlijks zo’n 50 kilo extra plastic per mens op aarde.

Zonder veel ophef verhonderdvoudigde de plasticproductie binnen één mensenleven. 

Toch zijn plastics mysterieus. Recent brachten Zwitserse onderzoekers in kaart hoeveel we eigenlijk weten over de schadelijkheid van plastic en de chemische stoffen die bij de productie ervan gebruikt worden. Ze plakten er een getal op: een kwart van de stoffen staat gedocumenteerd als schadelijk (een conservatieve schatting). Een derde van de stoffen werd nooit onderzocht. We weten er veel te weinig over, en het is amper voorwerp van studie. Meer nog, producenten van plastics zijn niet verplicht om aan te tonen dat de stofjes die ze op de markt brengen, onschadelijk zijn.

Typisch aan een exponentiële curve is dat ze langzaam stijgt en dan lijnrecht de hoogte in gaat. Maar liefst twee derde van alle plastics die ooit geproduceerd zijn, werd na 2011 gemaakt. De knak van die exponentiële curve is nog niet in zicht. Plastics vind je ondertussen diep op de zeebodem en op de top van de Mont Blanc. Over duizenden jaren zijn plastics te vinden in fossielen uit deze tijd. Sommige geologen noemen het tijdperk sinds 1950 het ‘Plasticeen’. 

We zijn de wereld aan het overspoelen met een materiaal waarvan we de eigenschappen niet goed kennen. Wat daar het effect op lange termijn van zal zijn, is niet duidelijk. 

Voor mijn grootouders was het geen punt.


Meestribbelen rond statiegeld

Het plan voor statiegeld ligt al sinds 2016 op tafel, maar sprong toch af. Een mooi staaltje meestribbelen, vindt Isabelle Vanhoutte.

14/06/2023 om 16:30

Meestribbelen. Ik kwam het woord voor het eerst tegen toen ik onderzoek deed naar de blauwe zak en statiegeld. Het betekent zoveel als: op een vertragende manier meewerken met het beleid, zodat een mogelijke beleidsmaatregel die duur zal uitvallen, zo lang mogelijk uitgesteld wordt.

Het gespartel rond statiegeld in Vlaanderen is er een mooi voorbeeld van. In 2016 besliste toenmalig minister van Leefmilieu Joke Schauvliege (CD&V) definitief dat het al te gortig was geworden met het zwerfvuil en dat statiegeld niet langer kon worden uitgesteld. Dat plan sprong dan toch af, onder andere met de belofte dat het zwerfvuil ook zonder statiegeld zou dalen. Nu duidelijk werd dat het zwerfvuil sindsdien niet is gedaald, maar gestegen, worden opnieuw verschillende systemen van statiegeld naast elkaar gelegd en overwogen.

Vlaanderen wil een digitaal statiegeldsysteem invoeren dat drankflesjes en -blikjes voorziet van een QR-code die gebruikers kunnen scannen met hun smartphone om statiegeld te krijgen. Wallonië en Brussel onderzoeken ook niet-digitale pistes.

Of een digitaal systeem kan werken, moet eerst nog grondig worden getest. Een digitaal systeem roept om te beginnen heel wat vragen op over privacy (wie mag meekijken met wat je aankoopt?) en toegankelijkheid – wat met wie geen smartphone heeft?

In de buurlanden verloopt statiegeld via automaten en fysieke terugname, net zoals dat hier gebeurt met glazen flesjes. De zwaktes van een digitaal systeem zouden Wales alvast hebben overtuigd om na een gelijkaardige test uiteindelijk toch te kiezen voor een klassiek statiegeldsysteem.


De vervuiler betaalt
De vraag is wie waar belang bij heeft. Via de regeling ‘de vervuiler betaalt’ zijn producenten verantwoordelijk voor de producten die ze op de markt brengen. Zij zijn verplicht om een deel van hun verpakkingen te recycleren. Dat gebeurt vandaag via de blauwe zak. Maar het systeem hapert. België kreunt onder het zwerfvuil.

Dat zwerfvuil opruimen kost in Vlaanderen jaarlijks zo’n 150 miljoen euro. Maar die opruimkosten zeggen amper iets over het totaalplaatje: de vervuiling van rivieren en zeeën en de effecten van plastics op klimaat en biodiversiteit. De werkelijke factuur ligt dus veel hoger en wordt afgewenteld op toekomstige generaties.

Supermarkten en de industrie van fast-moving consumer goods doen er hun voordeel mee dat hun producten in steeds kleinere porties verpakt zijn. Die verpakkingen zijn de laatste jaren misschien iets milieuvriendelijker geworden, maar het zijn er vooral meer dan vroeger en zijn ze nog te vaak bar slecht recycleerbaar (chipszakken en belegbakjes onder meer, die desondanks in de blauwe zak mogen).

Het systeem van de blauwe zak wordt volledig betaald en beheerd door de vervuilers. Nogal wiedes dat ze dat graag behouden, en een duur statiegeldsysteem zo lang mogelijk voor zich uit schuiven.

Meestribbelen, de kunst om tegenwerken er te doen uitzien als meewerken.


De vervuiler betaalt, maar bepaalt zelf hoeveel

Europa besteedt het milieubeleid uit aan de industrie – aan de vervuiler zelf, dus. Die levert wel inspanningen, maar volgens een economische logica. Zo komen we er niet, schrijft Isabelle Vanhoutte.

Donderdag 15 juni 2023 om 16.55 uur

De vervuiler betaalt. Dat klinkt helder en fair, en het principe is een belangrijke drijfveer van het Europese milieubeleid. Het betekent dat wie een vervuilend product op de markt brengt, meebetaalt voor de propere verwerking ervan. Het principe geldt onder andere voor batterijen, elektrotoestellen, verpakkingen, autobanden en meer. 

Het probleem stelt zich in de praktijk. Daar verloopt het allemaal een beetje vaag. Hoe en waarvoor de vervuiler betaalt, verschilt per sector en per regio. Omdat niet elk bedrijf zicht heeft op waar zijn producten terechtkomen, en ook niet in staat is om ze eigenhandig terug te halen, verenigden ze zich in PRO’s of ‘producer responsibility organizations’. In ruil voor een ledenbijdrage organiseren die PRO’s de wettelijk verplichte recyclage voor hun leden. Zo betekent het bolletje met twee groene pijlen op een verpakking dat een bedrijf zijn bijdrage heeft betaald aan Fost Plus, de PRO voor consumentenverpakkingen. Recupel organiseert de ophaling van elektrotoestellen, Bebat doet dat voor batterijen, enzovoort.

PRO’s opereren in de vrije markt. De leden van de PRO’s zijn de verzamelde industrie. Bedrijven, dus. De overheid en milieuorganisaties zijn er niet in vertegenwoordigd. Meer zelfs, een overzicht ontbreekt van hoeveel PRO’s er zijn in Europa en waar ze opereren. Bij navraag verwees de Europese Commissie naar koepelorganisatie EXPRA, een lobbyorganisatie die jaarlijks enkele honderdduizenden euro’s steekt in onderhandelen tegen duurdere milieumaatregelen.

Bedrijven worden amper gecontroleerd door de overheid en kiezen dus zelf hoe ze de milieuvriendelijke verwerking van hun producten organiseren. En dat betekent helaas te vaak: minimale milieudoelen behalen voor de laagst mogelijke prijs. Wat in de praktijk al eens tot gekke situaties leidt. Heel wat huishoudtoestellen die vandaag in de recyclagestroom belanden, zijn nog perfect herstel- en herbruikbaar. Maar ze worden bijna uitsluitend gerecycleerd, niet hersteld. De waardevolle materialen worden eruitgehaald. Dat volgt een economische logica, want meer inzetten op hergebruik zou minder verkoop betekenen voor de bedrijven. De PRO voor verpakkingen, Fost Plus, verzet zich al jaren tegen statiegeld en pompt zijn recyclagecijfers op. Dat helpt de afvalberg natuurlijk niet te verkleinen. 

Reduce, reuse, recycle. Dat is de volgorde die milieugewijs het meest steek houdt: minder verkopen, meer hergebruiken en pas recycleren als de eerste twee opties zijn uitgeput. Maar welk bedrijf wil minder batterijen op de markt? Hoeveel bedrijven zetten in op herbruikbare verpakkingen? Milieubeleid uitbesteden aan de industrie, dat is milieubeleid uitbesteden aan een economische logica. De vervuiler betaalt … zo weinig mogelijk.


De bouwparadox: isoleren is duurzaam, isolatie niet

De bouwsector is een van de grootste vervuilers en afvalproducenten, schrijft Isabelle Vanhoutte. Er wordt nauwelijks op gecontroleerd.

Vrijdag 16 juni 2023 om 16.55 uur

  

De afgelopen drie jaar bracht ik mijn tijd door op een werf. Met drie gezinnen namen we een groot huis onder handen in een dorp in de Kempen, om er samen een cohousing van te maken. Het was een oud huis dat energetisch zo lek was als een zeef, dus werd het een energetische renovatie: het dak en muren isoleerden we, we sloten het gas af en gingen voor duurzame energievoorziening. 

Met twee waren we, die professioneel bezig waren met duurzaam bouwen en circulaire economie. De gedeelde droom was een duurzame verbouwing. Maar dat bleek moeilijk te realiseren. Een aannemer vinden was niet makkelijk, eentje die ervaring had met duurzaam verbouwen was onhaalbaar. En aan duurzame bouwmaterialen hangt soms een gigantisch prijskaartje. 

In overleg met de aannemer en onderaannemers probeerden we toch hier en daar wat uit de brand te slepen. Zo gebruikten we heel wat tweedehands bouwmaterialen, isoleerden we onze vloer niet met gespoten polyurethaanschuim maar met pur-platen (minder giftige dampen) en gebruikten we houtwol voor de binnenmuren. Een van de trappen die er staat werd zonder lijm gemaakt, alleen met hout en schroeven: over 50 jaar gemakkelijk te demonteren en te hergebruiken. Maar toch hing aan het einde van de rit onze bouw aan elkaar met purschuim, isolatieplaten met onbekende samenstelling, EPDM-lijm, chape gemengd met piepschuimbolletjes, en meer onherbruikbaar spul.

Ik besloot voor de nieuwssite Apache uit te zoeken wat de impact van al dat bouwen en verbouwen is in Vlaanderen. De bouwsector is afvalkampioen. In 2020 was hij goed voor een derde van al het Belgische afval. En dat volume stijgt elk jaar. In Vlaanderen veroorzaken bouwactiviteiten 7 tot 9 procent van de koolstofuitstoot. Sinds de lancering van Mijn Verbouwpremie op 1 oktober 2022 stroomden meer dan 78.000 aanvragen binnen van mensen die hun huis willen aanpakken. 

Al dat bouwen en verbouwen brengt grote materiaalstromen op gang. Het is een cruciale sector om op in te zetten om klimaatdoelen te halen. De voetafdruk van de materialen die Vlaanderen consumeert, zou maar liefst met 30 procent moeten dalen tussen 2021-2030. Toch blijft ze voorlopig stijgen. 

De volumes en eigenschappen van afzonderlijke bouwmaterialen zijn amper in kaart gebracht. Zo zijn kunststof isolatiematerialen gehuld in dichte mist. Hoeveel er van welk type op de markt komt, is niet bekend. Aangezien er van veel materialen maar enkele producenten zijn, worden er om confidentialiteitsredenen geen data over verspreid. Op welke manier de afvalmarkt zich kan voorbereiden op de komst van een onbekende hoeveelheid onbekend materiaal, is dan de vraag.

Vandaag staat ook amper ter discussie welke chemische stoffen worden toegevoegd aan isolatiematerialen en wat de langetermijneffecten ervan zijn. Terwijl het op dat vlak in het verleden al verschillende keren misliep, zoals met asbest. Ook zijn aan verschillende bouwmaterialen stoffen toegevoegd uit de PFAS-familie, om ze brandwerend en waterafstotend te maken. Stoffen die bij nader inzien niet zo onschuldig zijn. 

Interessant is dat het meest gebruikte kunststof bouwmateriaal, pvc, vorig jaar door Europa aan de Restrictions Roadmap werd toegevoegd. Dat is een lijst die mikt op een volledige uitfasering van gevaarlijke chemische stoffen tegen 2030. Pvc wordt veel gebruikt in onder meer buizen, ramen en deuren. De kunststoffenfederatie gaf aan zich tegen het verbod te verzetten. 

Cement is nog zo’n materiaal dat belangrijke vragen opwerpt. Beton (gemaakt uit zand, grind en cement) is na water het meest gebruikte materiaal ter wereld. Op het Belgische niveau is cementproductie verantwoordelijk voor 3 à 4 procent van de uitstoot van broeikasgassen. Toch wordt het materiaal amper gereguleerd en zijn duurzaamheidsprojecten zoals het Vlaams Betonakkoord momenteel vrijwillig en geïnitieerd door de sector zelf. De industrie schrijft via een systeem van ‘standaardisering’ zelf de regels voor haar producten. De gevolgen daarvan zijn catastrofaal: al jaren zijn er geen nieuwe normen ontwikkeld voor cement die het materiaal verplicht milieuvriendelijker maken. 

In de bouw worden in een gigantisch hoog tempo materialen geproduceerd, ontmanteld, gerecycleerd en verbrand. Maar we blijven onnadenkend materialen gebruiken met een enorme koolstofafdruk, of materialen die morgen misschien schadelijk blijken. 

Waarom varen we blind, en zijn in Vlaanderen de materiaalstromen in de bouw nog niet in kaart gebracht, zoals in onze buurlanden? Waarom kunnen Vlamingen vandaag evenveel steun aanvragen voor het plaatsen van pvc-ramen als voor ramen van duurzaam ontgonnen hout? Waarom zijn aannemers vandaag nog geen duurzaamheidsexperts? Hoog tijd voor de bouwsector om een ernstige omslag te maken richting meer duurzaamheid. Elke container telt.