De laatste maanden ben ik achter de schermen hard aan het werken aan een boek over toxisch afval. Naar aanleiding van het bericht dat een kudde buffels in het Verdronken Land van Saeftinghe niet langer mocht bestaan wegens te veel PFAS in het vlees, kroop ik in mijn pen. Op welke manier kan je omgaan met de grote uitdagingen waar chemische vervuiling ons mee confronteert? Misschien door aan de chemie te vragen wat we ook vragen aan de farma-industrie.
Test chemische stoffen voor ze op de markt komen – dat doen we toch ook met medicijnen?
Woensdag 12 februari 2025 – De Standaard
Het verhaal van de forever chemicals is nog maar net gestart. Vlaanderen leerde ze in 2021 kennen met de PFOS-onderzoekscommissie. We moesten als samenleving wennen aan de nieuwe stoffen. Sindsdien gaat het hard: er werd een PFAS-commissaris aangesteld, buurten werden ingelicht, nieuw beleid werd ontworpen rond opkomende zorgwekkende stoffen en wetenschappers bogen zich massaal over de kwestie.
Er was geen ontkomen aan. De jaren die volgden bleek dat PFAS in grote hoeveelheden te vinden waren in tuinen rond de 3M-fabriek en zelfs aangetroffen werden bij mensen die in de ‘pluim’ van die fabriek wonen (zoals in Antwerpen-stad). Bouwwerven werden stilgelegd, eieren bleken toxisch. In Vlaanderen heeft bijna een op de zes jongeren te hoge PFAS-waarden in het bloed. De Vlaamse kaart met te hoge PFAS-concentraties kleurt rood. Ook buiten België: er worden wereldwijd geen baby’s meer geboren zonder PFAS in het bloed.
Gisteren stond in de krant dat vier buffelstieren in het Land van Saeftinghe net voor de jaarwisseling ter plekke zijn afgemaakt om voortplanting te voorkomen. Het FAVV verplicht boeren om hun vee te vernietigen. De omvang van de menselijke en maatschappelijke tol van PFAS wordt stilaan duidelijk.
PFAS zijn overal, en daar moeten beleidsmakers een antwoord op verzinnen. Dat antwoord blijkt vaak vooral een voorbeeld van realpolitik: als PFAS leiden tot miljarden extra kosten bij de aanleg van de Oosterweelverbinding, dan buigen beleidsmakers zich over een versoepeling van de nieuwe PFAS-regels. Als in West-Vlaanderen blijkt dat het drinkwater besmet is met TFA en drinkwaterzuiveraars er niet in slagen om die ultrakorte PFAS-molecule te verwijderen, dan legt minister van Landbouw en Omgeving Jo Brouns (CD&V) de grens voor TFA in Vlaanderen vast op 15,6 microgram per liter drinkwater. In Nederland en Wallonië ligt de grens op 2,2 microgram, de EU-wetgeving legt een drempelwaarde van 0,5 microgram per liter op voor alle PFAS, inclusief TFA. Maar lidstaten kunnen besluiten daarvan af te wijken.
De grens verhogen
Saneren is duur, zo duur dat beleidsmakers zich in bochten wringen om de factuur niet onder ogen te hoeven komen. En dus wordt de grens van hoeveel PFAS we toelaten, keer op keer verhoogd.
Ondertussen staat de kraan nog open. Tientallen bedrijven mogen vandaag nog PFAS lozen in rivieren. Verbrandingsinstallaties verbranden huisvuil dat PFAS bevat, die soms via de lucht ontsnappen. TFA mag legaal worden uitgereden op de velden. In de Antwerpse haven heeft Indaver een grote verbrandingsoven staan, gespecialiseerd in de vernietiging van PFAS, ook uit onze buurlanden. De wetenschap leert dat PFAS verbranden bij een temperatuur vanaf 1.400 graden, wat vanzelfsprekend gepaard gaat met hoge stookkosten en veel uitstoot van broeikasgassen. Dus houdt Indaver het op 1.050 graden en dalen PFAS neer op de velden in de pluim, waar Stabroekse veehouders vechten tegen een onzichtbare vijand. Dit verhaal kent alleen maar verliezers.
Duizenden varianten
Vandaag meten we maar een beperkt aantal PFAS, en toch voelen we de gevolgen al in Vlaanderen. Experts wijzen erop dat er duizenden PFAS-varianten bestaan, waarvan de meeste nog niet systematisch worden gemeten. En behalve PFAS circuleren er nog duizenden andere chemische stoffen die we niet meten en niet opruimen, maar die wel hun impact hebben.
Dus wat nu? PFAS overal opsporen en opruimen? Een lozingsstop invoeren? Een verbod? Het zijn allemaal maatregelen die op tafel liggen en die aarzelend uitgevoerd worden. Maar ze volstaan niet.
De sleutel ligt bij de werking van onze chemische industrie. Het is te gek voor woorden dat bulkchemicaliën – die in veel grotere hoeveelheden worden geproduceerd dan medicijnen, en waar we elke dag zoveel mee te maken hebben – niet eerst getest worden. Waarom moeten producenten niet bewijzen dat hun stoffen veilig zijn vóór ze op de markt komen – ook al kosten die tests tijd en geld – in plaats van achteraf te moeten vaststellen dat ze níét veilig zijn? Bij medicijnen doen we het al – dus het kan. Het zou de factuur in ieder geval flink drukken.